'De Suite-tapes', deel 4
- Drong dat tot Shaffy door, die popmuziekscene?
“Ja, Boudewijn de Groot kwam daar ook langs, Elly & Rikkert, dat waren toen net zulke hippe vogels... Ramses was de primus interparis. Heel organisch, niets dictatoriaals, maar hij had gewoon dat soort uitstraling. Iedereen hield van hem, hij hield van iedereen en er was altijd plaats voor iedereen. De echte stalkers die keilde hij er wel uit hoor! Het was een fantastische sfeer.”
- Maar die mensen uit zijn ‘gevolg’ dat waren dus meestal wel mensen die zelf ook wel wat konden.
“Meestal waren het mensen die wel wat konden en ook wel iets op hun naam hadden staan. Er zaten heel weinig echte nitwits tussen.”
- Was hij ook gecharmeerd van de ideeën in de hippiescene?
“Degene die dat eigenlijk vooral bij hem binnenbracht was Loesje Hamel. Die had een tijd in New York en aan de Westkust van Amerika gewoond en kwam terug met een heleboel informatie. Later hebben we nog een programma gedaan dat ‘Shaffy Verkeerd’ heette, waarin zij ook wat deed en we met twee trio’s speelden: dat van Louis van Dijk en het Trio Thijs van Leer, met een hammondorgel en een basgitaar Loes Hamel kwam daarin met het stuk ‘Released’ van Bob Dylan.
Toen gingen mijn ogen open voor teksten, daarvoor was ik eigenlijk alleen maar met instrumentale muziek bezig geweest, zowel klassiek als jazz. Pas door Dylan, de groep Traffic en Shaffy ben ik ook op teksten gaan letten.”
- Was Shaffy ook niet meer met de muziek bezig dan met de teksten?
“Ik denk dat het een complete eenheid is bij die man. Tekst en muziek is zo'n eenheid van tijd, plaats en handeling... Het werd hem wel eens verweten, juist door die zogenaamde literaire vriendjes van hem: dat het niet voldoende literair gehalte zou hebben, wat hij schreef. Dan werd ik zó kwaad! Een man die zo knap muziek en tekst een eenheid kan geven, omdat het natuurlijk ook zo uit een brein komt, dat is toch pure literatuur? Wat een gelul allemaal!”
- Wat vond Shaffy zelf van die kritiek?
“Die hield zich daar helemaal niet mee bezig. ‘Jahaaaaaa...,’ zei hij dan, ‘goed hoor. Ik vind het goed zo!’ En laaiende kritieken konden hem ook niet zoveel schelen. Hij was daar geloof ik niet zo gevoelig voor.”
- Shaffy Chantate zat vanaf het begin in Felix Merites, het latere ‘Shaffy Theater’.
“Ja, we hebben het theater daar speciaal voor gebouwd. Olaf Smit had het ontwerp gemaakt, van allerlei typische flower power motieven. Op de muren hadden we zogenaamde psychedelische kleuren aangebracht, maar dat waren gewoon wegmarkeringskleuren: hard lichtblauw en keihard oranje, zo tegen elkaar met strepen, zodat het ging schimmeren voor je ogen. Er hingen neteldoeken, die we met een nietpistool ook op de stoelen hadden aangebracht, op de vloer lagen namaakperzen, het rook naar wierrook.. enfin, dat sfeertje.”
- Wat vonden je ouders ervan, in het Gooi?
“Die waren heel bang. Ze vonden het vreselijk dat ik ophield met studeren, ze vonden het erg hachelijk dat ik zo maar bij het cabaret ging voor - schrik niet – fl. 114,50 per week; daar moest ik zes keer voor optreden. Gek genoeg kon ik daar een tweedehands autootje van laten tuffen en hield ik dan nog geld over. Dat had er ook mee te maken dat ik vaak inging op uitnodigingen van Ramses om het avondeten samen te nuttigen. Ik leefde van de lucht en was erg gelukkig.”
- En Ramses was verliefd op jou.
“Ja, ik geloof het wel.”
- Het lied ‘Jij bent nu daarbinnnen’ gaat over jou.
“Ja, daar was ik wel van onder de indruk. Ik wist dat toen niet, hij heeft het me later verteld. Nee, ik kon toen juist heel erg mezelf zijn, op alle gebied.
Thijs van Leer & Ramses Shaffy, 2 september 2005 - In ‘Shaffy Chantate’ zat geen poëzie, zoals in Chantant. “Nee niet zozeer. Later in ‘Shaffy Verkeerd’ weer wel. Daar zat ook een eenakter in met Lex van Delden.” - Van ‘Shaffy Verkeerd’ bestaan geen plaatopnamen. Hoe zag dat programma er uit? Ik begreep dat zowel het trio Louis van Dijk als het trio Thijs van Leer daarin optraden.
“Ja, wij speelden onder andere Mac Arthur Park – nog steeds en lievelingsstuk van me – en Louis deed jazzstukken. Solisten waren - naast Ramses natuurlijk – onder meer Natasja Emanuels en Anneke Grönloh, believe it or not. ‘For once in a lifetime’ zong ze, en verrekte goed! Sinds die tijd kan ik geen slecht word meer over haar horen. Loesje Hamel niet te vergeten, die was toen net terug uit Amerika en woonde in een boerderij in Andijk. Niet lang daarna is ze heel ziek geworden en overleden. - Wat zong Ramses zoal in dat programma? “Een beetje vreemde liederen, solo aan de piano. Van die liederen met van die lange wachttijden, noem ik dat. Zo'n akkoord en dan zong hij bijvoorbeeld iets van... ‘Je staat dan in de luren... haha...’ Dan dacht je: wat komt er nu? Je kreeg ook wel eens de indruk dat hij hardop zat te denken. Een beetje zoals in ‘Vijf uur’. Fantastisch!” - Hoe lang heeft dat programma gelopen? “Dat weet ik niet meer. We zijn toen al snel met dat trio verdergegaan, dat we hebben omgedoopt tot Focus. Toen hebben we Ramses nog begeleid met het Holland Festival, met een paar hele grote concerten, onder andere in de RAI en in Carré. Vlak daarna is Jan Akkerman erbij gekomen en werden we een kwartet. Daarna zijn we in Engeland doorgebroken, in de Verenigde Staten, in heel de wereld stonden we op één!” - Jullie hebben toch eerst nog ‘Sunkist’ met Ramses gespeeld?
“Dat hebben we gedaan met Focus in de eerste samenstelling. Mooie tekst van Ad Fernhout. We hebben die elpee ervan toen in de Honingstraat opgenomen bij Philips, in één middag. Ramses sprak en wij improviseerden daar op.” - Zat Jan Akkerman toen al bij Focus? “Ja volgens mij wel, of hij zou erbij komen.” - En de single ‘The shrine of God, in 1970. Hoe kwam die tot stand?
“Ja, dat was echt met het voltallige Focusensemble erachter. Is nooit een grote hit geweest, maar het is wel veel gedraaid in die tijd. - Klopt het verhaal dat de wereldhot ‘Sylvia’ van Focus is ontstaan ten tijde van ‘Shaffy Chantate’? Ja, op tekst van Linda van Dijck: ‘I thought I could do everything on my own / I was always stripping the town alone’. Een meisje dat alles alleen kon, tot ze de ware ontmoet. Een hele leuke tekst. Ik heb het aan Sylvia Alberts laten horen en die was niet razend enthousiast. Het heeft een paar jaar in de kast gelegen en toen hebben we het als instrumental opgenomen met Focus, waarna de producer meteen zei: ‘Jongens, dit wordt de single!’ Om Sylvia een klein beetje te pesten hebben we het ‘Sylvia’ genoemd.” - Is Shaffy van grote invloed geweest op Focus? “Natuurlijk! Focus heeft altijd een knipoog naar het cabareteske gehad. En ook de humor in de muziek zelf, dat heb ik echt bij Ramses geleerd. En de theatrale manier van sommige melodieën te spelen. Dat komt natuurlijk wel meer bij popbands voor, maar Focus was wat dat betreft wel adept van dat soort benadering. Met Jan Akkerman kwam er natuurlijk een heel stuk r&b en rock 'n roll bij, dat kwam uit een hele andere hoek. Juist die combinatie was zo grappig en voor de hele wereld interessant genoeg om toe te happen.” - Shaffy had die popachtergrond minder. “Shaffy is voortgekomen uit een heel cultureel, cultuurminnend gezin: de familie Snellens in Leiden. Zijn pleegmoeder speelde piano en zong: Duparc, liederen van Hugo Wolf, Brahms maar vooral de Franse impressionisten. Dat was zijn bakermat. Zijn echte moeder was ook pianiste, maar daar heeft hij denk ik cultureel veel minder invloeden van. In zijn improvisaties hoor ik Louis Ferré en ook Fauré zit erin. Het is heel duidelijk Frans, impressionistisch.“ - En dat is zo gebleven, ondanks de jazzinvloeden. “Ramses is nooit een jazzman geworden. Zijn timing is very jazzy, maar hij is niet een typische jazzman, hij is eerder een door de impressionistische Franse componisten beïnvloedde chansonnier in het Nederlands. Zoals Brel dat eigenlijk ook is. Als je Brel zijn pianist hoort, dan is het eigenlijk alsof steeds Ravel of Debussy erachter klinkt, ook in de touché en de manier van spelen.” - Jullie hebben na die single in 1970 weinig meer samengewerkt.
“Nee, ik heb meer met Liesbeth gedaan dan met hem, gek genoeg. Ik had veel meer met hem willen doen, maar ik had nog zoveel andere projecten en in de jaren zeventig was ik nauwelijks in Nederland. Ik heb hem later wel nog op fluit begeleid bij het nummer ‘Mateloos’. Dat vond ik erg mooi.
(interview: © Sylvester Hoogmoed, november 2005)
|